‘Weer eens trots op je vak!’

Hillegonde Kiewiet is blij met de gedragsprincipes uit Gewogen Maatwerk

Tien leidende, wetenschappelijk onderbouwde principes waarmee trajectbegeleiders hun werk op het gebied van re-integratie kunnen toetsen. Dat is het eerste resultaat van Gewogen Maatwerk, een samenwerkingsverband van de gemeente Amersfoort met professor Roland Blonk.

 

De afdeling Arbeidsintegratie van de gemeente Amersfoort had grote behoefte aan een afwegingskader, een instrument, om de effectiviteit van hun re-integratieactiviteiten te meten en evalueren. Hoogleraar arbeidsdeskundigheid Roland Blonk wilde de praktijk graag toetsen aan de laatste wetenschappelijke inzichten. Eind mei 2016 vonden de gemeente en de onderzoeker elkaar en in de loop van 2017 kreeg het toetsingstraject zijn beslag.

Teammanager Hillegonde Kiewiet: “Dat ging in de vorm van tweemaandelijkse sessies met onze trajectbegeleiders. Daarbij werd het hele re-integratietraject kritisch onder de loep genomen – van intake tot en met het moment waarop iemand op zijn plek zit. Hoe werken onze trajectbegeleiders, wat gebeurt er allemaal, wat is de inbreng van de cliënt zelf, welke instrumenten worden ingezet en waarom en hoe lang ga je ermee door?”

Het doorlichten van het traject gebeurde uiterst kritisch. Bij elke stap werd doorgevraagd of dat nou echt de juiste stap was. Roland Blonk toetste de verschillende beschrijvingen aan de wetenschappelijke inzichten op dit gebied. Een mooie coproductie van praktijk en wetenschap. Hillegonde: “Het bleek dat we op basis van onze praktijkervaring al voor zo’n 95 procent deden wat effect heeft. Daar was ik héél blij mee!”

‘Ik kan het iedereen aanraden om op een andere manier
samen naar je eigen werk te kijken’

 

TROTS

Hillegonde is enthousiast over het proces: “Ik kan iedereen aanraden zo’n exercitie te doen, om op een andere manier samen naar je eigen werk te kijken. Om weer eens trots op je vak te worden. Onze mensen wisten onbewust al heel goed hoe het moet. Dat was mooi om te zien.”

Dat de medewerkers zich nu bewust zijn van de gedragsprincipes die hen leiden, ziet men in Amersfoort als een belangrijke opbrengst van de werksessies: “Trajectbegeleiders begrijpen beter wat ze doen en waarom zij het zo doen. Dat vergroot hun vertrouwen dat iedereen vanuit dezelfde kennisbasis een zelfde afweging maakt om het juiste te doen en dat ze dat ook aan de buitenwereld kunnen uitleggen. Zo groeien professionals in hun vakmanschap.”

HOE NU VERDER?

Hillegonde: “De vervolgvraag van Gewogen Maatwerk is hoe we de gedragsprincipes het beste kunnen inzetten om de professionals nog beter toe te rusten voor de een-op-een-relatie met de cliënt.” Zo denkt men in Amersfoort na over de ontwikkeling van een instrument, gebaseerd op het afwegingskader, waarmee een trajectbegeleider de voortgang van zijn cliënt en de kwaliteit van een traject kan monitoren en evalueren.

‘We meten niet om het meten, maar om te weten of we nog het goede doen’

Hillegonde: ‘Voorop staat dat alle instrumenten die we ontwikkelen moeten bijdragen aan verbetering van het re-integratietraject. We meten niet om het meten, maar om te weten of we nog het goede doen. Het mag de trajectbegeleider niet te veel tijd kosten, het moet goed passen en werkbaar zijn. Het mooiste van het vak is als een cliënt uiteindelijk op zijn plek komt met het idee dat hij het allemaal zelf gedaan heeft. Dat geeft hem zelfvertrouwen en een goed gevoel. En daar gaat het uiteindelijk om.”

Tekst: Jan Dobbe
Beeld: De Beeldredaktie/Maarten Boswijk

Vakmanschap op de kaart: inspirerende initiatieven en activiteiten van gemeenten binnen het sociaal domein. Daar hoort Amersfoort ook bij.

De theorie

Volgens professor Roland Blonk zijn twee aspecten van doorslaggevend belang voor de effectiviteit van re-integratie: het versterken van vaardigheden en het versterken van motivatie. Bij de openbare aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar in de Arbeidsdeskundigheid en Inclusieve Innovatie van Arbeid aan Tilburg University op 6 april 2018 zei hij hierover: 

‘Deze twee aspecten, motivatie aan de ene en gedrag aan de andere kant – zeg maar “willen en kunnen” – en hoe die samenhangen, is goed te beschrijven met het integratieve gedragsmodel van Fishbein & Ajzèn (2010). Dat model gaat ons helpen om re-integratietrajecten te beschrijven, het gaat ons helpen om trajecten beter af te stemmen op diagnostische informatie (wat is er aan de hand met een persoon?) en het gaat ons helpen om te evalueren op effectiviteit. En het zijn deze drie elementen die de basis vormen voor methodisch handelen en voor systematische kennisontwikkeling, voor lerende organisaties. Methodisch handelen is dé manier om verder te komen.’

De leidende gedragsprincipes van de gemeente Amersfoort zijn onder meer aan dit wetenschappelijke model getoetst.

Lees de hele oratie van Roland Blonk

DE TIEN LEIDENDE GEDRAGSPRINCIPES VAN AMERSFOORT
 

1. Maatwerk leveren
Hillegonde: “Een traject is bij ons altijd maatwerk, afgestemd op de vraag van de cliënt, op zijn gewenste toekomstperspectief en op de mogelijkheden en beperkingen. We kopen daarom bijvoorbeeld geen ‘totaaltrajecten’ in.”

2. Positieve blik op de menselijke aard
“Ons uitgangspunt is dat iedereen de behoefte en de mogelijkheid heeft zich zinvol te ontwikkelen. Mensen willen vooruitgaan, sterker worden en hun leven in eigen hand nemen.”

3. Aansluiten op het gewenste toekomstperspectief
“Het gewenste toekomstperspectief van elke cliënt staat centraal bij het op maat maken van een traject. Toekomstperspectief is cruciaal voor het welbevinden en de motivatie van de cliënt.”

4. Bereikbare, zelf geformuleerde doelen creëren
“De trajectbegeleider zoekt naar evenwicht tussen het gewenste toekomstperspectief en dat wat haalbaar is. Een gewenst vooruitzicht werkt vaak inspirerend, ook als het moeilijk haalbaar is. Een trajectbegeleider neemt de cliënt dan ook serieus in zijn wens en stimuleert hem dit toekomstperspectief na te streven. Wel is het belangrijk om (daarnaast) bereikbare doelen te creëren.” (Het werkblad 'Van wil naar weg' van Divosa is een hulpmiddel in het gesprek over de stappen naar de toekomst en het maken van een plan.)

5. De cliënt bepaalt zelf waar hij naartoe wil
“Wij motiveren cliënten om zich blijvend richting arbeidsmarkt te ontwikkelen. Een omgeving die de eigen regie van een cliënt ondersteunt, helpt daarbij. Mits hij de re-integratieactiviteit als nuttig ervaart. Eigen regie is synoniem voor het inzetten van de eigen kracht. Trajectbegeleiders ondersteunen de eigen kracht van de cliënt door rekening te houden met zijn perspectief, door zijn gevoelens te erkennen en hem zelf de regie te laten voeren over de keuzemogelijkheden die wij kunnen bieden.”

6. Versterken van de intrinsieke motivatie
“Als cliënten intrinsiek gemotiveerd zijn om werk te vinden, zullen zij meer waarde hechten aan – en zich verantwoordelijk voelen voor – het vinden van vacatures die aansluiten op hun interesses en gewenste toekomstperspectief. Voor de trajectbegeleider is het dan ook de kunst de intrinsieke motivatie van de cliënt aan te spreken en te versterken. Zo laat hij zien dat hij geïnteresseerd is in de cliënt en neemt de kans toe dat deze het traject ervaart als een mogelijkheid om te groeien.”

7. Versterken van vertrouwen in eigen kunnen
“Cliënten hebben vertrouwen in eigen kunnen nodig om de gewenste (tussen)doelen te bereiken. Vanaf het allereerste begin heeft een trajectbegeleider daar aandacht voor. Hij kijkt waar de talenten van een cliënt liggen, creëert positieve leerervaringen, ondersteunt de cliënt met kleine stappen in het managen van obstakels en het bereiken van zijn doelen, waardoor zijn zelfvertrouwen groeit. Dat is ervarend leren.”

8. Urgente belemmeringen stabiliseren
“Bij cliënten kunnen basale behoeften, zoals het hebben van woonruimte, onder grote druk staan. Dat kan leiden tot psychische en lichamelijke klachten. Vooral financiële zorg kan leiden tot een gevoel van machteloosheid en stress, waardoor er weinig ruimte overblijft voor het zoeken van een baan. Het is daarom van belang deze zorgen beheersbaar te maken. De trajectbegeleider biedt de cliënt praktische ondersteuning in het verbeteren of stabiliseren van zijn situatie.”

9. Monitoren van het ontwikkelingsproces
“Bij de start van het traject doen we gericht onderzoek naar de mogelijkheden, talenten en belemmeringen van een cliënt en brengen we acht leefgebieden van de cliënt in kaart: huisvesting, financiën, sociaal functioneren, psychisch functioneren, motivatie, lichamelijk functioneren, praktisch functioneren en dagbesteding. Samen met de cliënt stelt de trajectbegeleider doelen op en regelmatig staan zij stil bij de voortgang: een traject op maat.”

10. Bewaken en limiteren van de tijdsduur van een instrument
“De trajectbegeleider is vooraf duidelijk over het doel van een traject en wat het de cliënt kan opleveren. De trajectbegeleider bewaakt hoe lang het instrument wordt ingezet. Leidt het niet tot de verwachte resultaten, dan zal hij de inzet ervan limiteren.”

 

Deel dit artikel!

14//2018

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*

code

14//2018