Heilige Boontjes leidt lastpakken op tot barista’s
De gemeente Rotterdam financiert sinds 2014 drie projecten om kwetsbare werkloze jongeren op de rails te krijgen. De re-integratieprojecten zien er veelbelovend uit, maar wat zijn eigenlijk de werkzame factoren? Hogeschool Rotterdam deed onderzoek. ‘Zonder onderdak werkt de rest ook niet’.
Een gezellige koffiebar: dat is de eerste indruk voor wie van het pand van Heilige Boontjes binnenstapt. In dit voormalige politiebureau aan het Rotterdamse Eendrachtsplein kun je koffie drinken van hoogwaardige en eerlijke bonen, gekocht bij koffiehandelaren die bijdragen aan een beter leven voor de koffieboer en de natuur.
Pas op het tweede gezicht wordt duidelijk dat ook de medewerkers ‘heilige boontjes’ zijn. Het zijn werkloze jongeren die afstand willen nemen van hun verslaving, detentieverleden en leven op straat. Behalve aan goede koffie werken ze aan een goede re-integratie op de arbeidsmarkt.
150 duimpjes
De jongeren volgen bij Heilige Boontjes een leerwerktraject van vijftig weken dat hen opleidt tot koffiebrander, barista en distributeur. Op de Facebookpagina van de koffiebar stelt iedere medewerker zich voor. Zo’n persoonlijk stukje levert niet alleen 150 virtuele duimpjes op, maar ook bemoedigende opmerkingen als: ga voor je droom!
Het project klinkt veelbelovend, maar is de aanpak ook effectief? Daar is ook de gemeente Rotterdam nieuwsgierig naar. Daarom heeft ze Hogeschool Rotterdam gevraagd om onderzoek te doen naar de werkzame elementen. Draait het om een goede intake of zijn misschien de kleinschaligheid en een goede begeleiding belangrijker? En wat is de invloed van de persoonlijkheid van de begeleiders?
Voor cijfermatig onderzoek naar die factoren is Heilige Boontjes een te kleinschalig project. Het onderzoeksteam heeft daarom de werkzame factoren uit bestaande literatuur gedestilleerd en die vergeleken met de resultaten van interviews met de deelnemers aan het project.
Begeleiders als rolmodellen
De invulling van de begeleiding blijkt een van de belangrijkste kenmerken volgens het literatuuronderzoek. De begeleider moet contact maken met de jongeren, structuur bieden en de deelnemers voor lange tijd aan zich binden. Het bereiken van tussentijdse doelen is eveneens belangrijk. De deelnemers blijven langer gemotiveerd als niet alleen het eindresultaat telt.
‘Deze begeleiders hebben zelf ook het een en ander meegemaakt; zij kunnen een rolmodel zijn’
Bij Heilige Boontjes staan elf mensen op de loonlijst. “Als je er de juiste mensen op zet, is het goed te doen”, zegt initiatiefnemer en jongerenwerker Rodney van den Hengel. “Deze begeleiders hebben zelf ook het een en ander meegemaakt; zij kunnen een rolmodel zijn en zeggen: ‘Je hebt een lastige start gehad, maar je kunt er wel wat van maken. Net als wij.’”
Door zijn turbulente achtergrond weet Rodney wel raad met jongens die de spelregels negeren. “Als iemand mij om drie uur ‘s nachts belt over het rooster, bel ik hem de volgende nacht om drie uur terug. En iemand die het systeem bespeelt, laat ik gerust vijftig uur werken. Dat is het mooie van een leerwerkomgeving. Alles hier is erop gericht om mensen tot inzichten te brengen.”
Straatcultuur
Een aantal deelnemers komt na het re-integratietraject bij Heilige Boontjes in dienst om nieuwe deelnemers te coachen. Het zijn mensen die de ‘kreukelzone van de samenleving’ maar al te goed kennen. Die achtergrond helpt om verbinding te krijgen, concluderen de onderzoekers van Hogeschool Rotterdam.
Volgens Rodney geeft dit ‘sausje van straatcultuur’ het project zijn pittige smaak, waardoor het werkt. “Als iemand te laat komt, doe ik heel tof tegen hem. Ik laat het dan gewoon over aan de andere jongens aan de bar die hij door zijn gedrag heeft laten zitten.” Hij onderschrijft de noodzaak van intensieve en langdurige begeleiding. “De jongens komen hier in een warm bad en er is hier altijd iemand die met hen meedenkt. We bieden een nieuw familieverband. Heeft iemand geen huis, dan krijgt dat eerst aandacht. Zonder onderdak werkt de rest ook niet.”
Kort en snel werkt niet
De onderzoekers presenteren de tussentijdse resultaten van hun onderzoek aan een van de tafels in de koffiebar. Rodney serveert soep met brood. “Ik ben blij dat de theorie overeenkomt met de praktijk”, reageert hij. “Ik lees geen boeken, maar hanteer mijn eigen referentiekader en mijn gezond verstand.”
De onderzoekers stellen vast dat de bevindingen van Heilige Boontjes en de twee andere Rotterdamse re-integratieprojecten waarover zij zich gebogen hebben, sterk overeenkomen met de werkzame factoren uit het literatuuronderzoek. “Het is in ieder geval duidelijk dat deze jongeren langdurige begeleiding nodig hebben in plaats van korte en snelle trajecten”, zegt onderzoeksleider Paul van der Aa. “Subsidiegevers moeten niet gaan voor de korte klap, maar voor een langetermijninvestering.”
Wat Rodney betreft moet Heilige Boontjes in ieder geval doorgaan. Hij droomt ervan binnen enkele jaren een serie van dergelijke koffiehuizen in Rotterdam te openen. Een cijfermatige onderbouwing heeft hij ook. “Als ik vijftig jongeren kan begeleiden die ieder twintig delicten per jaar plegen, dan voorkom ik wel duizend misdrijven.”
Tekst: Sigrid van Iersel
Foto: De Beeldredaktie
Vakkundig aan het werk
Wat werkt nu echt bij interventies in het sociaal domein? Welke methode op het gebied van re-integratie is effectief? En wat is de beste manier om armoede te bestrijden? Om wetenschappelijk gefundeerde antwoorden te krijgen op dit soort vragen, werken VNG, Divosa, UWV en de ministeries van SZW en VWS samen in het meerjarige kennisprogramma ‘Vakkundig aan het werk’. Met als doel: het ontwikkelen van nieuwe wetenschappelijke kennis waar de gemeentelijke uitvoeringspraktijk van kan profiteren. Uiteindelijk moet dat een effectievere dienstverlening aan de burger opleveren.
Het artikel over Heilige Boontjes is onderdeel van een serie waarin recente onderzoeken in het kader van dit kennisprogramma worden belicht. De serie laat zien wat wel en niet werkt in het sociaal domein. Ook lees je hoe je er zelf mee aan de slag kunt gaan.
Meer informatie:
Over Heilige Boontjes
Wat werd er onderzocht bij Heilige Boontjes?
Het onderzoeksteam van Hogeschool Rotterdam heeft de werkzame mechanismen onderzocht van re-integratieaanpakken voor kwetsbare, werkloze jongeren bij drie projecten in Rotterdam. Heilige Boontjes is er een van. Dit onderzoek levert interessante kennis op voor gemeenten die zich richten op kwetsbare werkloze jongeren.
Hoe verliep het onderzoek?
De onderzoekers hebben interviews gehouden met betrokken jongeren, uitvoerders en werkgevers over de werkzame mechanismen van de interventies. Deze uitkomsten vergeleken ze met de uitkomsten van andere studies naar effectieve aanpakken van jeugdwerkloosheid.
Wat zijn de resultaten?
Een belangrijke succesfactor van het programma is het groepsgewijze karakter, waarbij jongeren met een vergelijkbare achtergrond elkaar ondersteunen en motiveren. Een ander werkzaam bestanddeel zijn de begeleiders, die dezelfde achtergrond hebben als de jongeren. Zij weten de jongeren daarmee te binden en worden geloofwaardig gevonden. Tot slot draagt kleinschaligheid bij aan overzichtelijke groepen en de mogelijkheid om daadwerkelijk individuele aandacht te geven aan de deelnemers.
Heilige Boontjes kent daarnaast nog een succes: de inzet van werk dat aansluit bij de motivatie van jongeren. De jongeren vinden het cool om in een koffiebar te werken. Verder helpt het dat het project zich direct richt op de vraag van werkgevers en langdurige begeleiding biedt aan de jongeren.
Belangrijkste tip voor gemeenten:
Gebruik deze onderzoeksresultaten om het aanbod van beschikbare programma’s voor kwetsbare jongeren te beoordelen op hun effectiviteit. Heeft een programma genoeg mogelijkheden om de werkzame factoren daadwerkelijk in te zetten? Helpt de context van het programma om de gewenste resultaten te boeken? Als bijvoorbeeld de vraaggerichtheid van werkgevers in een project niet geregeld is, dan heeft een interventie voor de uitstroom naar werk weinig zin.
Meer informatie:
Lees het onderzoeksrapport ‘Fundament. Een onderbouwing van drie Rotterdamse aanpakken voor activering richting werk of school van kwetsbare werkloze jongeren’